Arnoud van Halen, zelfportret (1725-1732). Collectie Rijksmuseum, Amsterdam.
Jan Maurits Quinkhard, Dubbelportret van Michiel de Roode en de acteur Jan Punt (1738). Huidige verblijfplaats onbekend, fotoreproductie RKD.
Recente aanwinsten van het Rijksmuseum, Amsterdam: bovenste rij (v.l.n.r.): Petrus Scriverius, Johan de Brune, Desiderius Erasmus. Middelste rij: Janus Secundus, Bonaventura Vulcanius, Jacob Willemsen, Joost van den Vondel. Onderste rij: Petrus Hogerbeets, Adriaan Pars.

Heiligdom voor dichters

Portretten uit een 18de-eeuws verzamelkabinet

Tekst Lieke van Deinsen en Ton van Strien

Dat de wereld van de oude kunst opwindend kan zijn, is geen nieuws voor de lezers van Vind, maar het gebeurt toch niet elke dag dat er een klein stormpje opsteekt. En dat is het geval wanneer tijdens een aflevering van Tussen Kunst en Kitsch een klein portret ter tafel wordt gebracht. Een op dat moment onbekende heer op koper leidt naar het verhaal over het Panpoëticon Batavûm.

Op sociaalnetwerksite X verschijnt op 25 februari 2024 een vraag van Remco Sleiderink, hoogleraar Nederlandse literatuur tot 1800. ‘Ha @Liekevdeinsen. Zie ik nu net het ontbrekende portretje van Arnold Hoogvliet langskomen in Tussen kunst en kitsch? Enige seconden later, Liekevdeinsen: ‘Scherp! Ik ga NU terugkijken!’

Nog een paar seconden later was de tweede auteur van dit artikel ook gewaarschuwd. En inderdaad, op een van de kleinere items in die aflevering was te zien dat iemand een klein ovaal portretje van een bepruikte heer aan de expert van dienst, Jim van der Meer Mohr, liet zien. Die las op de achterkant de notitie ‘A. Hoogvliet, 1687’ en verklaarde dat hij nog nooit van hem had gehoord. Van der Meer Mohr vertelde nog dat de kunstenaar waarschijnlijk Jan Maurits Quinckhard was – wat uit het fragment geknipt is – en dat het portretje zo’n 750 euro zou kunnen opbrengen. 

Een dag na de uitzending verscheen een oproep op het literaire weblog Tzum: ‘Wie is die meneer die het portretje heeft? En kan hij contact met ons opnemen? Het portretje heeft weinig financiële maar een grote neerlandistieke waarde’.

Uiteraard werd ook de redactie van Tussen Kunst en Kitsch aangeschreven. Kon die ons met ‘die meneer’ in contact brengen? Dat wilden ze wel, maar ze wisten niet wie het was. Een oproep op Facebook bleef vooralsnog onbeantwoord en hetzelfde geldt voor een bericht in Vind 54, zie het betreffende portetje op pagina 28. 

Arnoud van Halen
Maar wie was A. Hoogvliet en vanwaar deze consternatie? Arnold Hoogvliet (1687-1763) was een van de beroemdste Nederlandse dichters van zijn tijd, vooral bekend om zijn bewerking van de geschiedenis van de bijbelse aartsvader Abraham (Genesis 12-25): Abraham de aartsvader. Tussen 1728 en 1841 verschenen van dat werk twaalf officiële en diverse piratenedities, en wie wil weten hoe zo’n verhaal voor lezers van die tijd op smaak werd gebracht moet zeker eens een poging wagen. Maar het schilderijtje is niet minder interessant. Het is afkomstig uit een collectie portretten van Nederlandse schrijvers en schrijfsters, die in het begin van de 18de eeuw is begonnen door een rijke Amsterdamse amateurschilder en dichter, Arnoud van Halen (1673-1732). Van Halen verzamelde de portretten uit boeken en prentencollecties en schilderde ze over op kleine koperen of blikken medaillons van circa 12 x 9 cm. Die liet hij vervolgens in een mooi verguld lijstje zetten met ruimte voor een strookje perkament met de naam van de afgebeelde. De naam schreef hij ook op de achterkant, om vergissingen te voorkomen. 

Algauw had Van Halen meer dan honderd portretten bij elkaar. Om die veilig te kunnen opbergen, liet hij onder toezicht van zijn goede vriend Simon Schijnvoet (1652-1727) een fraai sierkabinet timmeren met genoeg laatjes om de verzameling te kunnen bergen en aanvullen. Een plaatsgenoot, de apotheker en vrijetijdsdichter Lambert Bidloo (1638-1724), suggereerde de naam ‘Panpoëticon Batavûm’: heiligdom voor alle Nederlandse dichters. Zoals in Rome alle goden vereerd konden worden in het Pantheon, zo stond in Amsterdam nu een waardig monument voor alle Nederlandse dichters en dichteressen. ‘Nederlands’ in de meest ruime zin van het woord: iedereen die ofwel in een van de zeventien Nederlandse gewesten was geboren (ruwweg de huidige Benelux), ofwel zich daar later gevestigd had, ofwel daar enige tijd gewoond en gewerkt had, kwam in aanmerking. Nederlands – of Frans – als Latijnstalig, geen probleem, en zelfs het begrip ‘dichter’ vatte Van Halen ruim op, maar dat voert nu wat ver. 

Schrijverslexicon
We stellen ons voor dat het kabinet een plaats had in de pronkkamer van Van Halens Amsterdamse woning, in een zijstraat van de Utrechtsestraat, waar hij gasten ontving om samen met hen de portretten te bekijken en om erover te praten. Wie is dit en waarom moeten wij hem of haar kennen? Zoals tegenwoordig niet iedereen direct weet wie Arnold Hoogvliet was, zo waren ook toen heel wat 16de- en 17de-eeuwse auteurs hooguit vage namen. Vondel kende men wel, maar wie was Sibylle van Griethuysen? In een recent opgedoken handschrift vonden we notities in de hand van Van Halen, die laten zien dat hij serieus bezig is geweest met het zoeken naar documentatie over ‘zijn’ auteurs. Over deze Sibylle van Griethuysen (1621-1699) schreef hij bijvoorbeeld: ‘Is geweest een voorname Dichteres: gelijk blijkt uit het boek genaamt de Heemelsche Troostborne, beschreeven door Sibrandus Francisci Eidelshemius Predicant in Appingedam. door haar met toepasselijke verszen uitgebreit. Zij heeft geleeft in de Jaare 1651 volgens blijk van een Dedicatie in voornoemt boek door haar gedaan, aan zijn Excell. Wilhem Frederick, Grave van Nassau etc etc etc…. men ziet onder haar afbeelding deese spreuk en vaars: Yo el tiempo para dos otros.’ Een beginnetje voor een Nederlands schrijverslexicon, als handleiding bij de portrettencollectie? Het ziet er wel naar uit. De al genoemde Lambert Bidloo schreef in 1720 een lofdicht op de verzameling met eveneens veel informatie, maar zo vol uitweidingen en persoonlijke ontboezemingen dat het moeilijk is er iets in terug te vinden. Van Halen had alle reden om op zijn eigen manier door te gaan. Ver is hij er niet mee gekomen. Hij overleed in 1732. Het kabinet met de portretten en aantekeningen werd geveild en kwam in het bezit van de Amsterdamse kunstliefhebber Michiel de Roode (1685-1771). 

Album-De Roode, opening met diverse notities over Jan van der Noot. Collectie Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Antwerpen

Album-De Roode
Bij Michiel de Roode is de verzameling veertig jaar lang in zeer goede handen geweest. Hij liet de kast verfraaien en van extra laden voorzien en gaf prominente kunstenaars als Jan Maurits Quinkhard (1688-1772), Cornelis Troost (1696-1750) en Dionys van Nijmegen (1705-1798) opdracht om portretten te maken van auteurs waar Van Halen niet aan was toegekomen. Wat De Roode te slecht vond liet hij vervangen of restaureren. Zelf werkte hij verder aan het lexicon en hij pakte het systematisch aan: hij kocht een ruime voorraad papier in groot formaat, vouwde de vellen dubbel en reserveerde twee bladzijden van elk vel voor een naam uit de collectie, met daaronder de woorden ‘Gebooren’ en ‘Overleeden’. Toen was het verder een kwestie van lege bladzijden vullen met bio- en bibliografische data. Die zocht De Roode in uitgaven van de betrokken schrijvers en in historische overzichten en naslagwerken, maar hij schreef ook familieleden aan om extra informatie en raadpleegde archieven. En natuurlijk gebruikte hij de notities van Van Halen, zoals die over Sibylle van Griethuysen. Bladeren in het ‘album-De Roode’, zoals we het zijn gaan noemen, was voor ons een echte historische sensatie: twee banden vol heel en half voltooide lemma’s, afgewisseld met lege bladzijden en pagina’s vol losse aantekeningen, ingestoken brieven en kaartjes, en zelfs al een registerband. Niet vaak zien we nieuwsgierige 18de-eeuwers van zo dichtbij aan het werk.

18de-eeuwers in meervoud, want niet alleen De Roode is ermee bezig geweest. Enige jaren na zijn dood kwamen kabinet en toebehoren in het bezit van het in 1766 opgerichte Leidse kunst­genootschap Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen (KWDAV), en de leden van dat genootschap zetten nog eens extra de schouders onder het lexicon­project. Met meer enthousiasme dan beleid, denken wij weleens, want sommige bladzijden van het album zien eruit alsof ieder lid er zijn vondsten op kwijt kon, en het zou nog een hele toer geweest zijn daar leesbare lemma’s van te maken. Uiteindelijk is de hele onderneming op niets uitgelopen, maar daar waren ook andere oorzaken voor. 

KWDAV was trots op zijn nieuwe bezit. Het kabinet kreeg een ereplaats in de vergaderzaal van de sociëteit van het genootschap op het Rapenburg en trok bezoekers uit alle windstreken. Nog meer dan het al was, werd het een monument voor niet alleen dode, maar ook levende Nederlandse schrijvers. Vanaf 1789 werden jaarlijks verkiezingen georganiseerd, waarbij ieder lid van KWDAV een naam mocht aankruisen uit zes door het bestuur voorgestelde kandidaten. De twee met de meeste stemmen waren de gelukkigen en begroetten hun uitverkiezing gewoonlijk in juichende verzen, als een paspoort voor de literaire eeuwigheid. Willem Bilderdijk (1756-1831) was een van hen.

Paulus Constantijn La Fargue, De vergaderzaal van Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen (1774) met op de achtergrond het kabinet. Collectie Museum De Lakenhal, Leiden

Ontdekkingen
Het Panpoëticon Batavûm heeft de tand des tijds niet doorstaan. Op 12 januari 1807, ’s middags om 16.15 uur ontplofte een schip vol buskruit aan de kade van het Leidse Rapenburg, niet ver van de sociëteit van KWDAV. De halve Leidse binnenstad lag in puin en het kabinet was zwaar beschadigd; de portretten lagen zoals iemand schreef ‘alom verstrooid’. De schade werd zo goed en zo kwaad als het ging hersteld, maar het genootschap, dat in die moeilijke jaren toch al een kwijnend bestaan leidde, besloot uiteindelijk tot liquidatie en bood alles te koop aan. Eerst aan het Koninklijk Museum, de voorganger van het huidige Rijks. Dat had geen belangstelling. Na nog wat omzwervingen kwam het kabinet in 1848 in het bezit van een kunsthandelaar, die de portretjes in losse partijen verkocht en de kast vermoedelijk meegaf aan een opkoper. Het zou een wonder zijn als er nog iets van over was. 

Van het kabinet resten dus slechts een paar afbeeldingen. Maar van de schilderijtjes zijn er nog heel wat bewaard, en bijna jaarlijks komen er verloren gewaande op de markt, sommige zelfs nog prachtig in de originele vergulde lijst. In Vind 52 werd door Garrelt Verhoeven in De boekenjutter (zie pagina 100) aandacht besteed aan de verwerving van het gedenkstuk voor Maria Tesselschade Roemer Visscher door de Universiteitsbibliotheek Leiden. Van de ruim driehonderd portretten die de collectie op het hoogtepunt telde, en waarvan een digitale reconstructie te zien is op www.schrijverskabinet.nl, kennen we er inmiddels bijna de helft. Het Rijksmuseum heeft de meeste, verzameld sinds 1880, toen het cultuurhistorische belang van de collectie begon door te dringen. De mooiste worden sinds de heropening in 2013 in een speciale vitrine tentoongesteld. Het verzamelen gaat door en recent heeft het museum onder meer de portretten van Erasmus en van Vondel verworven.

Komend najaar wordt er aandacht aan de collectie besteed in een aflevering van het tv-programma Geheimen van het Museum. Hopelijk kijkt de eigenaar van het portretje van Hoogvliet mee! 

Lieke van Deinsen is docent en onderzoeker Nederlandse letterkunde aan de KU Leuven;
Ton van Strien was docent Oudere Nederlandse letterkunde aan de VU Amsterdam.

Vind alles op het gebied van

Verhalen en bevindingen in wat er vroeger allemaal heeft plaatsgevonden in musea, archieven en bibliotheken.

Alles op het gebied van opgravingen, tentoonstellingen, depots  en bijzondere bodemvondsten.

Wat gebeurt er op het gebied van oude, hedendaagse / eigentijdse kunst in musea, beurzen, beeldentuinen en galeries.

Hoe vind ik een fraai voorwerp voor mijn interieur of collectie, waar laat ik deze stukken taxeren / restaureren. 

Alle thema's