Brief uit 1841, van de Friese kapitein Lammert Hendriks Singer aan de Friese Kofscheeps-Reederij in Woudsend.
Scheepswerf te Woudsend omstreeks 1783-1791. In de houten loods met rode dakpannen wordt een kofschip gebouwd. Beschilderd behangsel door de Friese schilder Aede Lútzens. Collectie Fries Scheepvaart-museum, Sneek.
Age Hylkes Tromp, oprichter van de Friesche Kofscheeps-Reederij. Schilderij door de Woudsender kunstenaar Otto de Boer (1836). Collectie Fries Scheep-vaartmuseum, Sneek.
De schoenerkof Koning Willem. Gouache door Dirk Antoon Teupken, Amsterdam (1840). Collectie Fries Scheep-vaartmuseum, Sneek.

Zeepost uit Paramaribo

Over de Friese reders Tromp en schipper Singer

Garrelt Verhoeven

Vlooienmarkten, rommelbeurzen en kringloopwinkels: de boekenliefhebbers met een bescheiden beurs kunnen er hun hart ophalen. Duizenden boeken worden er aangeboden tegen weggeefprijzen. Met een beetje geduld en een scherp oog valt er nog heel wat te ontdekken. In deze reeks vertelt boekhistoricus Garrelt Verhoeven de bijzondere verhalen die achter zijn recente vondsten schuilgaan.

Er bestaat nog altijd een grote groep verzamelaars van alles wat met het postwezen te maken heeft. Op internet valt voor hen heel wat te scoren: postzegels natuurlijk, maar ook enveloppen met poststempels, postkaarten en brieven. Die laatste categorie spreekt mij nog het meeste aan, niet zozeer vanwege de poststempels die erop staan, maar om de brief zelf. Op eBay kocht ik onlangs een kleine, ietwat gehavende vouwbrief, geadresseerd aan ‘de eerzame heeren A.H. & H.A. Tromp tot Woudsend in Vriesland.’ Blijkens een rood poststempel kwam de brief op 20 maart (de datum is moeilijk te lezen) aan in Hellevoetsluis, om vandaaruit doorgezonden te worden naar Woudsend.
Pas nadat ik de brief thuisgestuurd gekregen had, kon ik kennisnemen van de inhoud. Hij was gedateerd 9 februari 1841 en verstuurd vanuit Suriname door een zekere L.H. Singer. Zo leidde dit kleine handschriftje naar het 19de-eeuwse Woudsend en de handelsband van het dorp met de toenmalige kolonie Suriname.

De kofschepen van Woudsend
De brief is gericht aan twee notabele bewoners van het idyllische dorpje, gelegen aan de Ee, midden in het Friese Merengebied: Age Hylkes Tromp (1794-1876) en zijn zoon Hylke Ages Tromp (1817-1862). Vader en zoon waren telgen uit een geslacht van zeilmakers, scheepsmakers en kooplieden in Woudsend, dat zich in de 18de eeuw ontwikkelde tot een heus centrum voor de scheepsbouw. Langs de oevers van de Ee stonden grote houtmolens, waar de balken en planken gezaagd werden voor de scheepswerven in de dorpskern. Daar werden de kofschepen gebouwd, een Fries type zeilschip dat geschikt was voor de vaart in ondiepe wateren, onder meer bedoeld voor de Oostzeehandel en de vaart op de Zuiderzee en de Noordzee.
De vader en grootvader van Age Hylkes Tromp hadden op hun scheepswerf De Hoop in de 18de eeuw tientallen kofschepen gebouwd. In het begin van de 19de eeuw lag de werf er echter verlaten bij. Aan de bloeiperiode van de Woudsender scheepsbouw leek een eind gekomen, nog voordat de zeilvaart concurrentie zou krijgen van de stoomschepen. Reders in Amsterdam gaven nog nauwelijks opdrachten voor de bouw van nieuwe schepen. Om het tij te keren, kozen vader en zoon Tromp voor een innovatieve oplossing: ze besloten om zelf een rederij op te zetten in de destijds ongebruikelijke vorm van een naamloze vennootschap, met als voornaamste doel werk te verschaffen voor de scheepswerf.

De Friesche Kofscheeps-Reederij
Age Hylkes Tromp was een slimme zakenman, die begreep dat een NV de mogelijkheid bood om kooplieden en andere vermogenden binnen en buiten Woudsend te laten participeren als aandeelhouders in de nieuwe onderneming. In 1839 werden de statuten opgesteld van de Friesche Kofscheeps-Reederij. Een van de voornaamste doelstellingen was ‘de bijna geheel vervallene scheepsreederijen benevens den kwijnenden staat van den scheepsbouw in de provincie Friesland op te beuren.’ Voor de oprichting was nog wel koninklijke toestemming vereist, maar op 30 september 1839 konden de kersverse reders hun aandeelhouders laten weten dat koning Willem I de statuten had goedgekeurd.
Sterker nog, de koning had – als blijk van vertrouwen in de onderneming en als aanmoediging van potentiële geldschieters – zelf maar liefst zestien aandelen genomen en was daarmee de grootste aandeelhouder geworden. Als dank voor zijn gunstige beschikking en zijn genereuze steun besloten vader en zoon Tromp om het eerste schip dat gebouwd zou gaan worden naar de koning te vernoemen. Op 27 mei 1839 kwam het verlossende woord uit Den Haag dat Zijne Majesteit akkoord ging met de geste van de Friezen; het schip zou daarom gedoopt worden als de ‘Koning Willem’.

De Koning Willem
Kort na de oprichting van de Friese Kofscheeps-Reederij werd voortvarend gestart met de bouw van de Koning Willem. Het werd een moderne versie van het aloude kofschip, een zogenaamde schoenerkof: een kofschip voorzien van de tuigage van een schoener, waardoor die beter geschikt was voor trans-Atlantische reizen. Inmiddels hadden de reders een ervaren kapitein voor hun schip ingehuurd, Lammert Hendriks Singer (1796-1873), die al eerder op diverse kofschepen gevaren had. Lammert was een geboren Fries, maar woonde al geruime tijd in Amsterdam. De Trompen probeerden hun kapitein over te halen om zich te vestigen in Woudsend, maar dat ging Singer wat te ver.
Op 21 mei 1840 werd de Koning Willem in Woudsend te water gelaten, maar voor de afbouw moest het schip naar Amsterdam. Omdat het schip bedoeld was voor de vaart op Suriname, moest het onderschip worden ‘gedubbeld’; aan de onderzijde werd een tweede huid aangebracht van zinken platen, waardoor het schip beter bestand was tegen de elementen en paalworm.
De tocht naar Amsterdam was voor het grote schip uitermate lastig vanwege het smalle water van de Ee vanaf Woudsend en de moeilijke doorgang bij Workum, met vele barrières in de stad en ondieptes en zandbanken bij de haven. Het kostte kapitein Singer maar liefst drie dagen om de Zuiderzee te bereiken. Ook de overtocht naar Amsterdam verliep problematisch. Om over de ondieptes bij Workum te komen had het schip weinig ballast aan boord, maar daardoor was het op de Zuiderzee kwetsbaar voor harde wind. Kort nadat het schip de haven van Workum had verlaten stak een fikse storm op. Desondanks arriveerde de Koning Willem veilig in Amsterdam.
Daar in de haven van Amsterdam werd de Koning Willem in 1840 – waarschijnlijk in opdracht van de trotse reders in Woudsend – in een gouache vastgelegd door de Amsterdamse scheepsschilder Dirk Antoon Teupken (of Töpke).

De eerste tocht naar Suriname
Nadat de Koning Willem was afgebouwd in Amsterdam, kon het schip worden bevracht. Dat verliep moeizaam, maar uiteindelijk kon kapitein Singer in december 1840 voor het eerst het zeegat uitvaren. Anderhalve maand na het vertrek uit Amsterdam arriveerde de Koning Willem aan de rede bij de Waterkant in Paramaribo, zo schrijft Singer in zijn brief aan vader en zoon Tromp in Woudsend: ‘Wij zijn hier den 17den jannuarij gearriveert. Alles in de beste staat en zonder schade uitgenomen wat ijzerwerk dat gebroken is. Ik heb een brief aan Ued. gezonden gedateert den 18den Jann. Tog toen was geen tijd om behoorlijk te schrijven en daar er thans een schip vertrekt kon ik niet nalaten UEd. deze te doen toekomen.’
Lammert Singer schrijft verder dat ze bezig zijn met het lossen van het schip en spreekt de verwachting uit dat eind februari (1841) de terugreis kon beginnen. Een groot schrijver was Singer niet, maar hij doet verslag van de reis en de zaken in Suriname. ‘Wij hebben hier na toe een redelijke reis gehadt van 46 dagen’, zo schrijft hij. Dat had best wat sneller gekund, maar na het vertrek uit Texel heeft het schip door ‘kontrarien winden’ acht dagen op de Noordzee ‘rond gekruist’. Maar het splinternieuwe schip heeft de overtocht goed volbracht: ‘Koning Willem is mij goed bevallen met zeilen en zal met der tijd wel voldoen.’
Dan schrijft hij over de verkoop van de handelswaar die hij uit Nederland heeft meegebracht: ‘De boter heb ik verkogt voor f 9,- per vatje en de aardappelen voor f 3,50 per mand. Het was spijtig dat de manden zoo groot waren anders had ik wat meer voor de aardappelen gekregen. Terwijl zij hier niet anders gewend zijn als ½ muds manden en die had ik voor f 3,- kunnen verkopen en nu kon ik met moeite een ½ gulden meer krijgen voor deze manden.’ ‘Verders weet ik UEd. nu niet meer te schrijven. Als ik klaar bin zal ik mijn vertrekbrief laten volgen’, zo besluit Singer.
Hoewel de brief op 9 februari werd geschreven, ging deze pas op 6 maart 1841 mee met de post. In een nagekomen berichtje schrijft Singer dat het schip waarmee hij de brief verstuurt is opgehouden. Zijn eigen schip is dan inmiddels leeg en hij kan beginnen met laden. De lading zal voornamelijk hebben bestaan uit rietsuiker voor de Amsterdamse raffinaderijen, aangevuld met koffie of katoen, afkomstig van de vele plantages langs de grote rivieren in Suriname.

Het einde van de Koning Willem
De Koning Willem zou nog diverse malen naar Suriname reizen, maar de handel was nauwelijks rendabel. Lammert Singer bleef op het schip varen, maar na 1845 was dat voornamelijk in Europese wateren. Hij bleek een loyale kapitein voor de Woudsender reders, met wie hij een vriendschappelijke band onderhield. In 1849 kreeg hij echter met vader en zoon Tromp een hoogoplopend meningsverschil. Toen Singer later dat jaar de reders verzocht om de Koning Willem aan hem te verkopen, werd hem dat niet gegund. Daarop zocht Singer een nieuwe werkgever. De Koning Willem voer nog enkele jaren door onder een andere kapitein, totdat het schip op 4 januari 1852 op de terugreis uit Suriname verging bij Vlieland. De bemanning kon worden gered, maar het schip en de lading (suiker en katoen) gingen grotendeels verloren.
De brief van kapitein Singer uit Suriname aan zijn reders in Woudsend keert binnenkort terug naar Friesland, naar het Fries Scheepvaartmuseum in Sneek, waar de fraaie gouache van de Koning Willem te bewonderen is en waar bovendien het archief van de Friesche Kofscheeps-Reederij van de familie Tromp berust. 

Vind alles op het gebied van

Verhalen en bevindingen in wat er vroeger allemaal heeft plaatsgevonden in musea, archieven en bibliotheken.

Alles op het gebied van opgravingen, tentoonstellingen, depots  en bijzondere bodemvondsten.

Wat gebeurt er op het gebied van oude, hedendaagse / eigentijdse kunst in musea, beurzen, beeldentuinen en galeries.

Hoe vind ik een fraai voorwerp voor mijn interieur of collectie, waar laat ik deze stukken taxeren / restaureren. 

Alle thema's