Zwartfigurige halsamfoor met strijders (Athene, 525-475 voor Christus). Hoogte 21 cm. Vrijwel identieke parallel zie: ‘Corpus Vasorum Antiquorum’, nr. 9030182 Allard Pierson Museum 5, 16, 17 afb. 18. Bruikleen. Particuliere collectie.
Zwartfigurige pelike met Attisch drinkgelag (Athene, 510-500 voor Christus). Vergelijk: Art Institute Chicago. Ref. Number: 1889.12. Particuliere collectie.
Roodfigurige klok­krater (Athene, laat Attisch, circa 420 voor Christus). School van de Meidias-schilder. Hoogte 30 cm. Particuliere collectie.
Kylix (Attica, 4de eeuw voor Christus). De drinkschaal is niet gedecoreerd en ongelijk­matig geëngobeerd, zodat deze van veraf gezien van brons lijkt. Hoogte 11 cm. Particuliere collectie.

Oudgrieks aardewerk

Ontstaansgeschiedenis, evolutie en vormentaal

Tekst Karl Stimm | Fotografie Walter Lensink

In een Noord-Hollandse verzameling werden onlangs te midden van diverse vreemdsoortige zaken tientallen museale Oudgriekse vazen aangetroffen. Een interessante vondst die allerlei vragen oproept. Waar kwamen deze vazen vandaan? Welke zou de oudste zijn? Hoe voltrok zich de vormontwikkeling? Met het beantwoorden van deze vragen ontvouwt zich een verhaal over Oudgrieks vaatwerk.

Het is niet eenvoudig – wellicht onmogelijk – de grondslag van álle beweegredenen om te verzamelen te onderkennen of te classificeren. Ware collectioneurs, zoals ik ze ken, staan ten dienste van hun collectie en niet andersom. Voelen zich geen eigenaar van de verzameling, maar eerder een tijdelijke bewaarder; de conservator van erfgoed dat niet verloren mag gaan. Ook de context van een artefact vinden zij belangrijk. Zij koesteren de verzamelgeschiedenis en documenteren alles zo goed mogelijk. Items uit gerenommeerde privéverzamelingen en populaire kunstwerken wil iedereen graag bemachtigen. Potentiële kopers staan er voor in de rij. De naamsbekendheid van de voorgaande eigenaars staat garant voor een hogere aankoopprijs of opbrengst. 

Daartegenover staat dat wij – ten onrechte – nauwelijks een beeldvorming hebben van de duizenden huiselijke privécollecties. Ze kunnen eveneens hoogwaardig en uitgebreid zijn. Deze waardevolle artefacten vinden meestal zonder controleerbare provenances, bijvoorbeeld via een boedelveiling – opnieuw de weg naar opgetogen connaisseurs. Mettertijd eindigen helaas talloze huiselijke collecties in mineur. Een bejaarde collectioneur krijgt gezondheidsproblemen en trekt zich terug in de anonimiteit; hij overlijdt of is niet meer aanspreekbaar en familieleden weten bij God niet wat te doen met het in hun ogen wanordelijke rariteitenkabinet. In het beste geval wordt het huis vakkundig leeggehaald door een opkoper of alles belandt op straat. Wat rest is vergetelheid. Een illustratief voorbeeld is een Noord-Hollandse verzameling van zeer uiteenlopende objecten en onderwerpen waarbinnen een aantal prachtige Oudgriekse vazen werd ontdekt. Als hommage aan de anonieme verzamelaar van deze collectie brengen wij enkele van zijn stukken over het voetlicht ter illustratie van de ontstaansgeschiedenis van Oudgrieks vaatwerk. We gaan ruim drieduizend jaar terug in de tijd.

Achtergrond
Een uitputtende, jarenlange oorlog tussen Hettieten en Egyptenaren eindigde in een patstelling na de vernietigende slag bij Kadesh in 1285 voor Christus. Het wapengekletter van de twee antieke grootmachten kan nauwelijks worden overdreven. Naar onze huidige maatstaven gemeten vergelijkbaar met een militair treffen tussen de VS en Rusland. Tot overmaat van ramp werd destijds het Middellandse Zeegebied veelvuldig ontwricht door aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, droogtes en misoogsten. Dit alles tezamen leidde tot een fatale, langdurige ineenstorting van de mediterrane handelsbetrekkingen. Het uiteindelijke resultaat daarvan was isolering en afbrokkeling van volledige beschavingen met als gevolg militaire conflicten, meer armoede en hongersnoden. Hele volken scheepten zich nu noodgedwongen in om elders te overleven, desnoods met bruut geweld.
Zo verjoeg in 1207 voor onze jaartelling de farao Merneptah een horde uitheemse oorlogszuchtige zeelieden van de Egyptische kust. Dertig jaar later kwamen ze massaal terug en moest Ramses III alles uit de kast halen om de inmiddels gevreesde zeevolken terug de zee in te drijven. Egypte overleefde al deze debacles ternauwernood. Van de Hettieten hebben wij vrijwel niets meer vernomen.
Griekenland vormde geen uitzondering en werd eveneens intens bedreigd. De afzetgebieden waren niet meer bereikbaar of ten ondergegaan. Met het wegvallen van de diplomatieke- en handelscorrespondentie steeg het analfabetisme en verdween de Oudgriekse schrijftaal zelfs volledig. De ambachten kelderden naar het niveau van de oertijd. Gebouwen en beelden van steen verdwenen.
Om een of andere onbegrijpelijke reden wist de traditioneel hoogwaardige Griekse keramische sector zich als enige verrassend goed te handhaven, met name rondom het verwoeste Mycene. Wel slonk het aantal vormvarianten en werd de beschildering van vaatwerk veelal teruggebracht tot een sober lijnenspel. Materiaal-technisch gesproken bleef de kwaliteit echter hoog. De gebruikte pottenbakkersklei was nog steeds uitstekend. Het aardewerk werd op een relatief hoge temperatuur gebakken en de vormentaal was trefzeker en uiterst functioneel. Ook het redelijk gesofisticeerde bakproces bleef behouden. 

Stijlperioden
Enkele eeuwen later, toen een algemeen mediterraan herstel optrad, gingen vele volken op zoek naar geavanceerde technieken voor de heropbouw van hun regio. Egypte had zich als enige grote beschaving al die eeuwen weten te handhaven en werd een ware pluktuin voor ambitieuze Griekse architecten en beeldhouwers. Het is geenszins verwonderlijk dat Grieken elders nauwelijks een zoektocht ondernamen naar keramische technieken. Zij hadden immers een grote voorsprong op alle anderen. Zo vervaardigden ze in de laat-geometrische periode (circa 750 voor Christus) nog geen stenen grafmonumenten, maar wel monumentale, manshoge met geometrische motieven beschilderde keramische Dipylon-vazen. Deze stonden als substituut pontificaal opgesteld boven de graven van het grafveld buiten de Atheense Dipylonpoort (Dubbelpoort). Vlakbij lag de pottenbakkerswijk Kerameikos. Ons woord ‘keramiek’ is daarvan afgeleid. Door de oostwaartse Griekse kolonisatiedrift werd omstreeks 720 voor Christus de aanvankelijke geometrische stijl ingeruild voor een oriëntaalse stijl. Oosterse motieven deden hun intrede. Voortaan sierden ook sfinxen, sirenes en leeuwen Grieks vaatwerk. De daaropvolgende archaïsche periode (600-480 voor Christus) is niet scherp te onderscheiden van de oriëntaalse. Het Griekse archè betekent begin; de foutieve term ontstond toen men nog nauwelijks notie had van eerdere stijlen. Anderzijds was het wel de beginperiode van Grieks aardewerk dat volkomen losstond van buitenlandse patronen. 

Zwart- en roodfigurig
In de 7de eeuw voor Christus was Korinthe het belangrijkste keramisch centrum. Hier werd omstreeks 600 voor Christus zwartfigurig vaatwerk geïntroduceerd en geproduceerd via nieuwe ingenieuze technieken. In de 6de eeuw voor Christus heroverde Athene opnieuw de eerste plaats. De hiervoor afgebeelde halsamfoor met strijders zag daar het daglicht. Op de voorzijde is een beschildering te zien van een gevechtsscène tussen twee zwaarbewapende Griekse infanteristen, zogenaamde ‘hoplieten’. De vallende strijder draagt een Beotisch schild dat herkenbaar is aan de langgerektere vorm en de typische uitsparingen. Op de hals een decor van palmetten met daaronder een provisorische tongenfries. Boven de voet een rondlopende zigzagmeander en een stralenkrans. Aan weerszijden op de schouder ter hoogte van de aanzet van de oren is telkens een palmet te zien. De achterzijde toont een afgestegen hopliet met lans en paard. Op de hals is enkel een palmettendecor aangebracht met daaronder dezelfde tongenfries als aan de voorzijde.
Op een pelike uit 510-500 voor Christus staan twee keer twee mannelijke personages afgebeeld waarvan uitbeelding en houding in beide afbeeldingen identiek zijn. De linker bespeelt een barbiton (bepaalde Griekse lier). De rechter lijkt een dans aan te vatten en wijst naar het standvlak tussen hen. In de eerste scène bevindt zich daar een naar rechts kijkende, zich oprichtende hond en in de tweede een wijnamfora. De mannen zijn omringd door wingerds. Boven hen bevindt zich een slinger van lotusknoppen. De in actie schietende hond zou symbool staan voor de toenemende hilariteit van een Attisch wijnfeest. De oudste pelikai (wijncontainers) stammen uit het einde van de 6de eeuw voor Christus.
In de zwartfigurige stijl schilderde men de afbeeldingen als schaduwen rechtstreeks op het vaatwerk. In plaats van verf gebruikte men een extreem uitgefilterde kleislib (engobe) die een colloïdaal stadium had bereikt. Dat wil zeggen dat de grootste kleideeltjes minder groot waren dan 0,001 centimeter. Aan dit kleipapje werd nog wat potas toegevoegd. Het bakproces was gecompliceerd en de ovens waren niet al te ruim. Ze werden met geopend ontluchtingsgat opgestookt tot ongeveer 800 graden, de temperatuur waarop zowel vaatwerk als beschildering rood kleurde (ijzeroxide). Hierna werd het gat gesloten en gebrand met groene twijgen tot maar liefst 950 graden. De ophopende koolmonoxide onttrok nu alle zuurstof aan het ijzeroxide dat werd omgezet in kooldioxide waardoor alles volledig zwart kleurde. Tijdens het afkoelen liet men rond de 875 graden weer wat zuurstof toe (oxideren) en werd de vaas opnieuw rood. De beschilderde delen bleven echter glanzend zwart. De temperatuur was namelijk inmiddels te laag voor de zuurstof om nog door de compacte glanzende engobe te dringen. Details zoals ogen, plooival van gewaden, musculatuur en overige details moesten na het bakproces in de zwarte partijen worden gekrast. Het lijnenspel van de vrijkomende onderliggende lichte ondergrond vormde dan de tekening.
De roodfigurige bakstijl was precies omgekeerd. Men beschilderde alles met de engobe behalve de silhouetten van de uiteindelijke figuratie. Het grote voordeel was dat nu detailleringen met een penseeltje in vloeiende lijnen op de uitgespaarde rode ondergrond konden worden ingeschilderd. Hierdoor werd de figuratie aanzienlijk realistischer en dynamischer.
Op een Atheense roodfigurige klokkrakter is op de voorzijde een jongeling met ontbloot bovenlijf en lauwerkrans te zien die een juwelenkistje overhandigt aan een vrouw. Zij zit op een diphros okladias (klapstoel voor vrouwen, waarvan slechts de vage ondertekening nog zichtbaar is). De scène wordt geflankeerd door twee staande vrouwen. Mogelijk stelt de linkerfiguur Hygeia voor. Deze godin van hygiëne en gezondheid komt meermaals voor in het oeuvre van Meidias. De achterzijde toont drie jongelingen met daaronder een band met mander-vierkantpatroon, onder de rand een laurierblad en onder de oren een palmet.

Metalen voorbeelden
In de tweede helft van de 4de eeuw voor Christus werden de decoraties steeds rommeliger en minder verfijnd. Uiteindelijk stopte de productie van roodfigurige vazen volledig. Vervolgens kwam zwart aardewerk met veelal witte beschilderingen (pijpaarde) in de mode. Deze keramiek werd in eerste instantie abusievelijk aangeduid als ‘Gnatia’ naar een grote vindplaats, waarvan men dacht dat daar ook alles gefabriceerd moest zijn. Het Zuid-Italiaanse Tarente bleek later het werkelijke productiecentrum te zijn. In toenemende mate ontleenden de keramisten hun vormentaal aan bronzen vaatwerk dat erg in trek was. Design, glans en zelfs de kleur van metalen voorwerpen werd door de pottenbakkers gekopieerd.
In 272 voor Christus bezetten de Romeinen Tarente. Dit betekende het definitieve einde van de Griekse zelfstandigheid in Italië. De invloed van de Griekse cultuur bleef daarna eeuwenlang groot, maar de keramische industrie was vanaf dan Romeins.
Kunsthandelaar Karl Stimm is onder andere gespecialiseerd in kunst uit de klassieke oudheid uit Egypte, Griekenland en Rome. Bij uitgeverij Poldervondsten verscheen zijn boek De verzamelaar gedemoniseerd. Beschouwingen over Archeologica & Oude kunst. Hierin schenkt hij op een verfrissende manier aandacht aan beschouwingen over archeologica en oude kunst. Hij benoemt onder andere de bedreigingen van het cultureel erfgoed, het belang van metaaldetector­amateurs en de moeilijke tijden die zijn aangebroken voor verzamelaars. De auteur wil hiermee bruggen bouwen tussen wetenschappers, musea, verzamelaars en handelaren, erfgoedcommissies en de autoriteiten. Bestel De verzamelaar gedemoniseerd via www.vindmagazine.nl.

Vind alles op het gebied van

Verhalen en bevindingen in wat er vroeger allemaal heeft plaatsgevonden in musea, archieven en bibliotheken.

Alles op het gebied van opgravingen, tentoonstellingen, depots  en bijzondere bodemvondsten.

Wat gebeurt er op het gebied van oude, hedendaagse / eigentijdse kunst in musea, beurzen, beeldentuinen en galeries.

Hoe vind ik een fraai voorwerp voor mijn interieur of collectie, waar laat ik deze stukken taxeren / restaureren. 

Alle thema's