• Dubois-Drahonnet ‘Portret van Lucretia Johanna van Winter’ (1825). Olieverf op linnen, 65,5 x 55 cm.
• Medaillon met een portret van oudste zoon Jan Pieter op ivoor (1825), 6 x 5 cm. Eveneens geschilderd door Dubois-Drahonnet. Foto Walter Lensink.
• De juwelen, aigrette, die Lucretia van Winter op haar baret droeg, met aan de achterzijde in een kokertje gestoken struisvogelveren.
• Paarlen aigrette (begin 19de eeuw), 11 cm. Vermoedelijk vervaardigd en verkocht door de Italiaanse juwelier en klokkenmaker Carlo Truffino die zich vestigde in de Kalverstraat in Amsterdam. Foto Walter Lensink.

Uit de Collectie Six: Lucretia van Winter

Tekst Martijn Akkerman

Jan Six (1618-1700), van het beroemde Rembrandtportret, liet zijn nazaten niet alleen een omvangrijke kunstcollectie na, maar ook een groot verzamelinstinct. Talloze schilderijen en objecten van generaties Six werden geschonken aan musea. Maar de misschien wel fraaiste stukken worden tot op de dag van vandaag bewaard in het familiehuis aan de Amstel, nu bewoond door Jan Six X (de Tiende). Een serie over deze unieke collectie.

Toen Lucretia Johanna van Winter (1785-1845) zich in 1825 liet portretteren door de Franse schilder Dubois-Drahonnet, was ze drie jaar getrouwd met Hendrik Six, woonde ze met hem in een dubbel woonhuis aan de Herengracht 509-511 – het breedste pand in de ‘Gouden Bocht’ – en had ze hem al drie kinderen geschonken, onder wie een zoon waarmee dus de continuïteit van het illustere geslacht Six veilig was gesteld. Deze oudste zoon, Jan Pieter Six (VI), die later de ambachtsheerlijkheidstitel ‘van Hillegom’ kreeg, kwam in 1824 ter wereld. Eerder, in 1823, werd van een tweeling een jongetje doodgeboren, terwijl een meisje slechts vijf dagen in leven bleef. In 1827 werd nóg een zoon geboren, Pieter Hendrik Six.

Lucretia, die door de familie ‘Creejans’ werd genoemd, maar met terugwerkende kracht ook wel wordt aangeduid als ‘tante Sekreet’, wat niet direct wijst op een gezellig karakter, werd geboren als dochter van de koopman, dichter en kunstverzamelaar Pieter van Winter (1745-1807). Ze groeide op in het huis Saxenburg aan de Keizersgracht, tussen de schilderijenverzameling van haar vader, waaronder Marten en Oopjen van Rembrandt, Het Straatje van Johannes Vermeer en werken van Jan Steen, Frans van Mieris en Gerard Terborch.

Portret
Lucretia bleef later zelf ook verzamelen. Zo kocht zij Het Melkmeisje van Vermeer, dat zich tegenwoordig in het Rijksmuseum bevindt. Haar kennis van kunst is er waarschijnlijk de aanleiding toe geweest om een gerenommeerde Franse schilder opdracht te geven voor haar portret en dat van haar echtgenoot. Dat werkte bovendien statusverhogend: reis- en verblijfkosten waren immers voor de opdrachtgever, hoewel die kosten mogelijk gedeeld werden. Alexandre-Jean Dubois Drahonnet (1791-1834) heeft tussen 1825 en 1832 namelijk meerdere opdrachten in Amsterdam en Haarlem uitgevoerd.

Zijn portret van Lucretia neemt in zijn oeuvre een bijzondere plaats in, omdat er geen enkel ander portret valt aan te wijzen, waarvan zo veel afgebeelde voorwerpen nog steeds in familiebezit zijn.

De harp die door Lucretia in Parijs werd gekocht, staat nog steeds in het huis aan de Amstel, waar zich ook het marmeren beeldje bevindt van Anna Six, die maar vijf dagen leefde. Op het portret staat dit beeldje rechts op een kast, naast dat van haar doodgeboren broertje, dat daarom half achter de lijst is weggestopt.

Het medaillon met het portretje op ivoor van oudste zoon Jan Pieter (1824-1899), dat door Lucretia aan een gouden sautoir in de hand wordt gehouden, werd in 1825 eveneens door Dubois-Drahonnet geschilderd.

Dit medaillon staat onder een glazen stolp, samen met het paarlen juweel met struisvogelveren, dat door Lucretia op haar fluwelen baret wordt gedragen en waarmee mijn persoonlijke verhaal begint.

Aigrette
Mijn interesse in de geschiedenis van juwelen begon op jonge leeftijd. Mijn vroegste herinneringen dateren van omstreeks mijn 5de jaar en voor mijn 10de verjaardag kreeg ik mijn eerste belangrijke boek: Juwelen en Mensen van M.H. Gans. De auteur was goed bekend met de Collectie Six en het maakte indertijd grote indruk op mij dat hij in zijn voorwoord melding maakte van het vreselijke auto-ongeluk, waarbij het echtpaar Six-van der Crab in 1961 om het leven kwam.

In dit boek staat een korrelige zwart-witafbeelding van het portret van Lucretia met de mededeling dat het paarlen juweel op haar baret nog altijd aanwezig is. Korte tijd later bezocht ik op initiatief van mijn in kunst geïnteresseerde vader en met introductie van de toenmalige directeur van het Rijksmuseum, Arthur van Schendel (1910-1979) de Collectie Six in het huis aan de Amstel en zag ik alles voor het eerst in kleur. Lucretia en ik kennen elkaar dus inmiddels bijna zestig jaar en haar portret is mij altijd blijven boeien, met name vanwege het juweel op haar baret.

Hiervan waren er oorspronkelijk zelfs twee, die beide in het boek van Gans staan afgebeeld en die onderling in detail iets van elkaar afwijken. Tijdens een verdeling in de familie zijn ze uit elkaar geraakt. De juwelen hebben een montuur waarmee ze vermoedelijk ook op de kleding bevestigd konden worden. Aan de achterzijde bevindt zich bovendien een klein kokertje waarin veren konden worden gestoken. Vaak waren die afkomstig van de zilverreiger, in het Frans aigrette, die dergelijke juwelen tevens hun naam hebben gegeven.

In de aigrette van Lucretia konden waarschijnlijk verschillende veren worden gestoken, maar op het portret zijn dat struisvogelveren en die zijn ook bewaard gebleven.

Struisvogelveren
Het gebruik van struisvogelveren in de westerse wereld en specifiek in de mode gaat ver terug in de geschiedenis. Vanaf de 13de eeuw werden ze van Klein-Azië en Noordoost-Afrika naar Venetië vervoerd en een paar eeuwen later waren ze nog steeds populair.

Ze werden vanaf de 18de eeuw vooral verhandeld via Parijs, waar de plumassier of verenhandelaar goede zaken deed, en koningin Marie-Antoinette aan het eind van die eeuw de mode aangaf. Haar favoriete veren waren inderdaad die van de struisvogel én de zilverreiger en ze schijnt zelfs ‘verenhoofd’ te zijn genoemd door haar broer, keizer Jozef II van Oostenrijk. 

De struisvogelveer was natuurlijk ook een statussymbool: exotisch en pompeus en alleen bedoeld voor de hogere stand. Niet voor niets wordt in het liedje In Den Haag daar woont een graaf, dat ouder is dan 1850, melding gemaakt van het feit dat zijn zoon Jantje op zijn hoed een pluim draagt.

Lucretia Six is dan ook niet de enige adellijke dame die struisvogelveren droeg. Op een portret in het Rijksmuseum, dat in 1829 door Cornelis Kruseman werd vervaardigd van gravin van den Bosch en haar zoon Richard Leeuwenhart, valt een joyeuze struisvogelveer van haar baret tot op haar schouder. 

En op een tweede portret, dat Dubois-Drahonnet in 1823 maakte en dat zich in het Centraal Museum in Utrecht bevindt, draagt een zekere mevrouw Helena van Dielen maar liefst drie struisvogelveren en een diamanten aigrette in de vorm van een komeet, een ster en een halvemaan. 

Baret
Dat het bij alle drie de portretten om een baret handelt is verklaarbaar. De baret was vanaf de middeleeuwen de gebruikelijke hoofdbedekking van de beter gesitueerden en bleef dat tot ver in de 19de eeuw. De dames konden zich hiermee snel van elkaar onderscheiden. Het tijdschrift Elegantia, dat van 1807 tot half 1810 en daarna deels in 1814 werd uitgegeven door Evert Maaskamp, toonde in 1808 verschillende van dergelijke hoofddeksels met namen als ‘cornette’, ‘toque’, of ‘toque à la Levantine’. De laatste lijkt het meeste op het hoofddeksel van Lucretia, versierd met parels en pluimen of panaches.

Dikwijls werden ze ook binnen gedragen in een tijd dat huizen gedurende de winter moeilijk te verwarmen waren. Toen koning Willem II op 28 november 1840 werd ingehuldigd in de Nieuwe Kerk, was het zo bitter koud, dat koningin Anna Paulowna liet weten dat de aanwezige dames hooggesloten kleding en een hoofdbedekking mochten dragen. Volgens de dochter van de Engelse ambassadeur, Charlotte Disbrowe, die als gaste in de kerk aanwezig was, droegen veel dames een baret, om zich tegen de kou te beschermen. Overigens droeg de koningin zelf die dag een enorme pruik, overdekt met diamanten.

Juwelier 
Er blijft uiteindelijk nog één belangrijke vraag over: welke juwelier leverde de paarlen aigrettes aan Lucretia Six. Daarop is niet makkelijk een antwoord te geven, omdat er geen merken of keuren op voorkomen. Wel speelt een andere factor een interessante rol. In de Collectie Six bevindt zich een diadeem, bezet met roosgeslepen diamanten van een hoge kwaliteit en een motief van bloemen die op veertjes zijn gemonteerd: een vroeg voorbeeld van de 19de-eeuwse ‘monture en tremblant’, die zo’n geweldig effect gaf bij de toen gebruikelijke kaarsverlichting.

Dit juweel staat eveneens afgebeeld in het boek van Gans, met als datering ‘begin 19e eeuw’. De uiteinden van de standaard waarop het diadeem is gemonteerd worden gevormd door bolletjes en acanthusbladmotieven, die sterk overeenkomen met de aanzetten van de aigrettes. Het kan bijna niet anders dan dat het diadeem ook gekocht is door Lucretia en dat beide juwelen door dezelfde hand werden vervaardigd en in elk geval verkocht. En dat zou dan heel goed juwelier Truffino kunnen zijn geweest. Carlo Truffino (voorheen Ciovino & Truffino) was een uit Italië afkomstige juwelier en klokkenmaker, die zich vestigde in de Kalverstraat op nummer 19 en koning Lodewijk Napoleon al als klant had. Zo leverde hij diverse klokken en pendules voor het Paleis op de Dam en maakte hij alle versierselen bij de eerste Nederlandse orde, de ‘Orde van de Unie’, die in 1806 door de koning werd gesticht.

Van 1812 tot 1852 was Truffino hofleverancier van de koningen Willem I, II en III en hun echtgenotes, maar de firma hield daarna op te bestaan wat de relatieve hedendaagse onbekendheid van deze belangrijkste hofjuwelier uit de eerste helft van de 19de eeuw heeft veroorzaakt.

In het Koninklijk Huisarchief worden diverse rekeningen van bestellingen van juwelen bewaard. Helaas is dat niet het geval in het Six Archief, maar we weten wél dat ook Rutger Jan Schimmelpenninck, raadspensionaris van de Bataafse Republiek, een regelmatige klant was van Truffino. Mevrouw Schimmelpenninck, geboren Catharina Nahuys (1765-1844), liet zich in 1805 in volle glorie portretteren door Charles Howard Hodges, inclusief galajapon met hofsleep. De parels in haar oren, om haar hals en armen en in het haar waren allemaal afkomstig van Truffino. 

De Sixen en de Schimmelpennincks hebben elkaar ongetwijfeld gekend. Maar ook het feit dat de juwelier aan het koningshuis leverde zal in de besloten kring van de Amsterdamse elite een reden zijn geweest om voor de aanschaf van fraaie juwelen de winkel van Truffino in de Kalverstraat te bezoeken. 

Dat ik nu, na bijna zestig jaar, het portret en de juwelen van Lucretia Six op televisie (AVRO-TROS) en in een publicatie in Vind mag bespreken en de juwelen voor dat doel in mijn handen heb mogen houden, vervult mij met gepaste trots en geeft mij een gevoel van historische sensatie. 

Vind alles op het gebied van

Verhalen en bevindingen in wat er vroeger allemaal heeft plaatsgevonden in musea, archieven en bibliotheken.

Alles op het gebied van opgravingen, tentoonstellingen, depots  en bijzondere bodemvondsten.

Wat gebeurt er op het gebied van oude, hedendaagse / eigentijdse kunst in musea, beurzen, beeldentuinen en galeries.

Hoe vind ik een fraai voorwerp voor mijn interieur of collectie, waar laat ik deze stukken taxeren / restaureren. 

Alle thema's