Een aquarel van ‘Semper Augustus’ uit het Tulpboek (circa 1636-1637) door Jacob Marrel (1614-1681). De waarde van de bol van deze zeldzame tulp bedroeg 3000 gulden. Foto Water Lensink
Hendrick Gerritsz. Pot ‘Flora’s Mallewagen’ (detail, 1637). Olieverf op paneel. Collectie Frans Hals Museum, Haarlem.
Tulpbeker door edelsmid Johannes Lutma (1652). Verguld zilver. Hoogte 31,7 cm. Collectie Six.

De Hollandse bollengekte

De wonderlijke tulpenhandel van 1634-1637

Geert Mak | Fotografie Walter lensink

Het waren een paar dwaze jaren in de 17de eeuw. Na de ontdekking van de tulp in Centraal-Azië streek de bloem al snel in onze contreien neer. De magische tulp was een absoluut luxeproduct en haar bol werd al snel meer dan dat: een beleggingsobject. Gezonde handel maakte plaats voor bizarre speculaties. Wat was er toch gaande in die tijd? 

Het Maechdeken van Enchuyse: 2000 gulden. De Non Parelijem: 2000 gulden. De Bruijne Purper: 2025 gulden. Waar hebben we het over? Diamanten? Buitenplaatsen? Kastelen? Nee, dit zijn de koersen in 1634 van min of meer gewone tulpenbollen zoals ze genoteerd staan in een uniek tulpenboek. Uniek, omdat dit vermoedelijk de enige tulpencatalogus is die compleet is overgebleven. Uniek ook omdat hier de prijzen met de hand zijn bijgeschreven. Het album bestaande uit meer dan 272 pagina’s, dat waarschijnlijk ooit toebehoorde aan Nicolaes Tulp, is met zijn prachtige botanische aquarellen van 92 tulpen en 12 anjers tegelijk een verbluffende getuigenis van de eerste speculatiewaanzin in de moderne tijd. Want dat was het, deze ‘tulpenwoede’. 

De ‘woede’ had meer namen: bollengekte, dwaze tulpenhandel en bollenrazernij. Het was een dolle handel in tulpenbollen die vanaf 1634 zo’n drie jaar rondraasde, vooral in Amsterdam, Haarlem en Alkmaar, om begin februari 1637 even snel weer ineen te storten. De toeschouwers zagen het als een koorts, een aanval van collectieve gekte. Nu weten we wat er werkelijk gebeurde: het was de eerste speculatiegolf in de wereldgeschiedenis en, als het gaat om exploderende prijzen, ook direct de hevigste – hoewel de gang van de hedendaagse Bitcoin ook aardig in de buurt komt. De prijs van de tulp die was gedoopt tot Gheele Croonen vloog bijvoorbeeld in een maand tijd omhoog van 21 gulden tot boven de 1000 gulden. Witte Croonen gingen van 125 naar 3600 gulden – tienmaal het jaarinkomen van een werkman. Eén bol van de uiterst zeldzame Semper Augustus, die in 1624 nog van de hand ging voor 1000 gulden – het jaarsalaris van een predikant – staat in het tulpenalbum al genoteerd op 3000 gulden – de prijs voor een klein landgoed – en raakte in 1637 zelfs even de 10.000 guldengrens. In dezelfde periode kreeg Rembrandt voor zijn Nachtwacht hooguit een derde van dit bedrag, zo’n 3200 gulden.

Jan Cornelisz. Woudanus (van ‘t Woudt). Gravure van de Hortus Botanicus in Leiden (1610).

Symbool
Autosuggestie, het jezelf maar wat wijsmaken: het is voer voor psychologen en soms ook voor historici. Vooral als zoiets op massale schaal plaatsvindt. In de economische geschiedenis komen gevallen van massale zelfmisleiding vaker voor, denk maar aan de beurskrach van 1929 en de internethype van de jaren negentig. Daar is ook deze Hollandse bollengekte een schoolvoorbeeld van.
De tulpenhandel begon als een min of meer normale negotie in luxeproducten. De eerste bollen waren in 1593 in Leiden beland dankzij Ogier Gisleen van Busbeke, gezant bij het Ottomaanse hof van sultan Suleyman de Eerste. De tulp was kort daarvoor ontdekt in de bergen van het net veroverde Kazachstan, de bloem was dé grote attractie in de tuinen van Istanbul. Van de sultan had Van Busbeke een paar bollen cadeau gekregen. Hij stuurde ze door naar zijn vriend Carolus Clusius, hoofd van de Hortus Botanicus in Leiden, en zo belandden de eerste tulpen in de Lage Landen. De Leidse tulpenbollen werden al snel uit de Hortus gestolen en vermeerderd, waarna de tulp aan zijn langzame opmars begon. 
In West-Europa maakten de eerste tulpen eveneens grote indruk. Iedereen wilde ze hebben. Ten zuiden van Haarlem, en in Alkmaar en Hoorn, gingen de eerste professionele bollenkwekers al snel aan het werk. Er konden immers enorme winsten worden gemaakt. Toch bleven tulpen in die eerste jaren uiterst zeldzaam. In de praktijk werden ze behandeld als peperdure pronkjuwelen, en dat waren ze ook: Franse hofdames droegen in hun decolleté tulpen die soms honderden guldens waard waren. Het gewicht van de bollen werd uitgedrukt in ‘asen’, de eenheid die ook gold voor parels en diamanten. 
Het was dus niet toevallig dat de beginnende ‘doctor medicinae’ Claes Pieterszoon – later zou hij grote bekendheid verwerven als burgemeester van Amsterdam – zijn huis aan de Keizersgracht (nu nummer 210) verrijkte met het teken van ‘de Tulp’, toen hét symbool van waardige schoonheid en exclusiviteit. In plaats van zijn oude naam te verlatijnsen, wat toen gebruikelijk was onder academici, vernoemde hij zich naar datzelfde teken: Nicolaes Tulp. Het bijzondere tulpboek, dat al generaties lang in het bezit is van zijn nazaten, de familie Six, komt dan ook vermoedelijk uit de bibliotheek van de doctor zelf. 

Speculatiegolf
Tijdens de eerste decennia van de 17de eeuw had de handel in tulpen, ondanks de krankzinnige prijzen, nog een zekere basis in de realiteit. Het was een gewild bezit dat tegelijk heel zeldzaam was, een luxeproduct voor rijke liefhebbers, te vergelijken met bepaalde vormen van hedendaagse kunst. De handel in bollen bleef grotendeels beperkt tot beroepstuiniers en een kleine kring van specialisten. 
In 1634 sloeg dat plotseling om. De tulpenbol werd van een luxeobject opeens een investeringsproject en daarmee begon de grote speculatiegolf. Het ging niet meer om de bollen zelf, nee, de bol was alleen nog maar het symbool van een bepaalde geldwaarde – zoals het papier van een 500 eurobiljet dat kan zijn. Nu handelden ook buitenstaanders mee: wevers, schoenlappers, bakkers en andere kleine ambachtslieden, vooral in Haarlem, Amsterdam en Utrecht. Er ontstond op grote schaal termijnhandel: er werden tulpenbollen verkocht die nog maar net waren geplant en waarvan niemand nog een bloem had gezien. 
De prijzen die hier en daar in het Tulpboek opduiken, spreken voor zich. De bol van de papegaaitulp Viceroij, gewicht 401 asen: 3000 gulden en gewicht 658 asen: 4200 gulden. Generalissimo: 3000 gulden. Admirael de Gouda: 1330 tot 1500 gulden. Het was een roes van gratis geld – en nu ook voor de gewone man. Voor hen waren er ook ‘goedkopere’ exemplaren. De La Reijne bijvoorbeeld: 300 gulden.
Nu komt een speculatiegolf nooit zomaar uit de lucht vallen. Zoiets vindt bijna altijd plaats in een periode van versnelling en grote veranderingen. Bijvoorbeeld door nieuwe ontdekkingen of de introductie van nieuwe technieken. Dat was ook hier het geval. De Republiek, en met name Amsterdam, klotste in die jaren van het geld. Met de nieuwe handel op Indië werden fortuinen verdiend, overal wisten families binnen een, twee generaties grote vermogens te verwerven. Waarom zou dat gunstige lot niet ook voor een gewone middenstander zijn weggelegd?
‘Floristen’ organiseerden in herbergen en tapperijen beurzen waar Jan en alleman, vaak in toenemende dronkenschap, tegen elkaar opboden. In deze koorts werd ook nog eens gretig gespeculeerd met geleend geld. In sommige gevallen was het ‘tulpenvirus’ zelfs letterlijk een virus: de bloemen hadden zulke spectaculaire kleuren omdat ze een schimmelziekte hadden, je kon er verder niets mee. De prijsexplosie was zo vooral knallend op papier. Iedereen maakte elkaar en zichzelf maar wat wijs.

Ondergang
De tulpenmanie, hoe spectaculair ook, bleef uiteindelijk beperkt in omvang: er deden naar schatting zo’n vijfduizend mensen aan mee, buiten de genoemde steden deed het verschijnsel zich vrijwel niet voor. De meeste tijdgenoten snapten niets van dit nieuwe fenomeen, maar voelden aan alle kanten nattigheid. Er verschenen spotprenten, de predikanten waarschuwden en dreigden, zondag na zondag. Een anonieme pamflettist uit Hoorn rekende in 1636 uit dat de Viceroij-bol evenveel waard was als twee karrevrachten tarwe, vier karrevrachten rogge, vier vette ossen, acht varkens, twaalf vette schapen, twee vaten wijn, vier vaten bier, twee tonnen boter, duizend pond kaas, een bed, een zilveren kelk, een stel kledingstukken en ook nog eens een schip om dat allemaal te vervoeren. Nicolaes Tulp liet ijlings de tulp van zijn voordeur weghalen. Met deze onzin wilde hij niets te maken hebben. 
Toen was het opeens ook weer voorbij. Op 3 februari, een dinsdagavond, bleef een Haarlemse handelaar onverwacht zitten met een grote partij tulpen van 1400 gulden. In Alkmaar werd die donderdag nog de duurste tulp ooit verkocht, de Admirael van Enckhuizen, voor 5000 gulden. Maar een dag later begonnen overal de prijzen te kelderen. Er brak paniek uit, de kopers bleven zitten met termijncontracten voor tienmaal de marktprijs, anderen bezaten bollen waarvoor ze goudgeld hadden betaald en die opeens niets meer waard waren. Pogingen om de situatie enigszins te normaliseren, mislukten grotendeels. Voor honderden wellicht duizenden families, die have en goed hadden beleend, bleef het een financiële ramp. Voor de Republiek als geheel was de schade gering. De ‘bollenrazernij’ werd snel vergeten en verdrongen. De bollentelers werden weer normale tuinders die uiteindelijk dorpen als Lisse en Hillegom wereldfaam bezorgden. 

Behoud van het Tulpboek
Dit zeldzame Tulpboek, deze catalogus van schoonheid en elegantie, is het enige complete boek dat uit die merkwaardige jaren over is gebleven. Het boek bevat ruim honderd aquarellen – hoogstwaarschijnlijk van de hand van Jacob Marrel – met bijbehorende tulpennamen en in de meeste gevallen de waarde. Het boek is vier eeuwen lang zeer goed bewaard gebleven, maar loopt nu het risico in de internationale handel terecht te komen. Om het intact te houden en te voorkomen dat de aquarellen als losse pagina’s verkocht worden, is het van belang dat dit hoogwaardige manuscript in Nederland blijft. Bij voorkeur binnen de Collectie Six, waar zich ook de beroemde Tulpbeker van edelsmid Johannes Lutma uit 1652 bevindt. De Collectie Six (AMBI) is op zoek naar fondsen, bedrijven en particulieren die in de financiering van de verwerving willen bijdragen voor het behoud van dit Nederlandse cultuurgoed. Er zal genereus om worden gesprongen met verzoeken tot bruikleen aan musea. 

Collectie Six
Amstel 218, 1017 AJ Amsterdam
+31 (0)20 622 44 10 / +31 (0)20 642 77 77
www.collectiesix.nl

Publieksuitgave
In samenwerking met de Collectie Six maakt Vind het Tulpboek voor iedereen bereikbaar met een publieksuitgave. 242 pagina’s met de prachtige illustraties van alle tulpen, € 24,95.

ISBN 978 90 71056 19 2 (Nederlandse uitgave),
ISBN 978 90 71056 18 5 (Engelse uitgave)

Vind alles op het gebied van

Verhalen en bevindingen in wat er vroeger allemaal heeft plaatsgevonden in musea, archieven en bibliotheken.

Alles op het gebied van opgravingen, tentoonstellingen, depots  en bijzondere bodemvondsten.

Wat gebeurt er op het gebied van oude, hedendaagse / eigentijdse kunst in musea, beurzen, beeldentuinen en galeries.

Hoe vind ik een fraai voorwerp voor mijn interieur of collectie, waar laat ik deze stukken taxeren / restaureren. 

Alle thema's