Tinnen wijnkan (circa 1425-1450). Onbekend meesterteken, stadskeur Brugge. Vindplaats onbekend. Hoogte 25,3 cm. Verticale gietnaad. Particuliere collectie.
Zilveren wijnkan (circa 1447). Onbekend meesterteken, stadskeur Brugge. Hoogte 38,2 cm. Collectie Evangelische Kirchengemeinde Dortmund.
Tinnen maat­kan (16de eeuw). Gemerkt Enkhuizen. Hoogte 18 cm. Bodemvondst Enkhuizen. Particuliere collectie.
Tinnen maatkan (16de eeuw). Opgedoken voor de kust van Medemblik. Collectie Oudheidkundige Vereniging Medemblik.

Opgegraven tinnen kannen

Twee bodemvondsten in wonderlijke condities

Tekst Jos Koldeweij | Fotografie Walter Lensink

Dat ondergronds veel verborgen ligt, wordt duidelijk wanneer er bij grondwerk voorwerpen en sporen van vroegere bewoning tevoorschijn komen. Archeologische diensten bewaren het materiaal in depots; bijzondere voorwerpen worden museaal opgesteld. Maar ook de vitrinekasten van particulieren herbergen veel interessants. In dit artikel de schijnwerper op twee intrigerende tinnen kannen uit dergelijke privécollecties: de ene onwaarschijnlijk gaaf, de andere zwaar gehavend.

Een eeuwenlang verblijf diep onder de grond kan heel verschillend uitwerken: soms zijn de omstandigheden conserverend, soms vernietigend. Afhankelijk van materiaal en bodemsamenstelling pakt het heel verschillend uit. Jaren geleden werd op twee niet meer bekende vindplaatsen een interessante tinnen kan gevonden. Dat de gegevens over de vindplaats en vondstomstandigheden helaas verloren zijn geraakt, is uiteraard jammer: niet alleen voor het nu verweesde object, maar ook voor de geschiedenis van de locatie waar het tevoorschijn kwam. Zeker is dat beide lang geleden gaaf en bruikbaar verdwenen, maar waarom? Vielen de kannen in een beerput of waterput, kwamen ze in een slot- of stadsgracht terecht, werden ze verborgen in tijd van nood of verzwolgen door alles verwoestend water tijdens een overstroming? Vragen die nooit meer beantwoord kunnen worden; voorgoed verloren informatie. Toch zijn allebei de kannen interessant door wat ze zijn als los object. De oudste kan zal vanwege zijn vorm gedateerd moeten worden in de eerste helft van de 15de eeuw. De andere is jonger en dateert uit de tweede helft van de 16de eeuw.

De hertog ontvangt zijn nieuwjaarsgasten. Gebroeders Van Lymborch, Januari-miniatuur in de ‘Très Riches Heures’ van Jean, Duc de Berry (detail, circa 1413-1416). Collectie Chantilly, Musée Condé.

Chic wijnkannetje uit Brugge
Een van de bekendste miniaturen bij de kalender van de Très Riches Heures van Jean Duc de Berry is die van de Nieuwjaarsmaaltijd. Het tafereel werd omstreeks 1413-1416 geschilderd door de Gebroeders Van Lymborch, de uit Nijmegen afkomstige miniaturisten. Helemaal links in beeld staan een wijnschenker en een in het blauw geklede modieuze edelman. De wijnschenker heeft in de linkerhand een drinkschaaltje en in de rechterhand een grote wijnkan. Dit was ongetwijfeld een verguld zilveren kan, de hertog van Berry was immers zeer gefortuneerd en voerde grote staat. Dat dergelijke kannen inderdaad bestonden, weten we uit beschrijvingen en van enkele bewaarde exemplaren. Een prachtig voorbeeld is de zilveren kan van omstreeks 1447 met het stadskeur van Brugge, die als avondmaalskan overleefde in een Duitse protestantse kerk. Deze kannen komen overeen met het model van het tinnen wijnkannetje dat eind vorige eeuw in de Belgische brocantehandel opdook tussen ander en jonger opgegraven tin. Dat exemplaar werd herkend als 15de-eeuws en is sindsdien in het bezit van de gelukkige vinder.
De kan kwam volledig gaaf in de bodem terecht waar het prima geconserveerd bleef. Blijkbaar goed afgesloten van zuurstof oxideerde het heel egaal en kreeg het door inwerking van zuren een lichte goudbronzen gloed die ook wel ‘goudpatina’ wordt genoemd. Op enkele krasjes op de buik en een inmiddels zo goed als hersteld deukje in de standring na, is de kan ongeschonden. Of de ene eikel van de scharnierknop werd verbogen voor of nadat de kan in de grond kwam, zullen we nooit weten; nu terugbuigen is in elk geval veel te riskant.
Het type van deze kan met de peervormige buik, het vrij platte deksel en de uitkragende voet was wijd verbreid en bleef ook nog lang in gebruik. Zo kwam in Amsterdam uit een vroeg-17de-eeuwse afvallaag zo’n kannetje van slechts 7,6 cm hoog tevoorschijn dat zeker nog 16de-eeuws zal zijn. En in de befaamde ‘Little Collection’ die op 1 mei 2007 bij Christie’s werd geveild onder lot 28 bevond zich een vergelijkbaar indrukwekkend exemplaar dat 37,4 cm hoog is.

Tinmerken
Behalve aan de vorm en de goede staat waarin de tinnen kan van onbekende herkomst verkeert, dankt deze ook zijn cultuurhistorische waarde aan het tweetal ronde merken dat in de handgreep is afgeslagen. Wat speurwerk maakt mogelijk deze te duiden en dus de productieplaats aan te wijzen. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit ook de stad is waar het kannetje werd gevonden al hebben we daar tot op heden geen informatie over.
Het bovenste merk is een klimmende leeuw naar links, of in heraldische termen een ‘lion rampant naar rechts’. Het onderste merk werd half schuin afgeslagen en het daarin afgebeelde teken is vooralsnog onherkenbaar. De leeuw daarentegen geeft meer houvast. Het is de klauwende leeuw met de lange, teruggeslagen staart, die we kennen als de Vlaamse leeuw en de leeuw in het stadswapen van Brugge. In de oudste bekende keur van het Brugse tinnegietersambacht, die dateert van vóór 1357, werd beschreven hoe de tinnen voorwerpen moesten worden gemerkt. In artikel 14 lezen we onder meer: ‘… het en zij gheteekent met sinnen propre lettre / daerof hij werct ende metter stede / teeckene dats te weten tfinne werc / met der stede wapene staende in een / schildeken ende tcuer werc metter stede / wapene staende in een rondecken …’ Omgezet in hedendaags Nederlands: ‘… ofwel gemerkt met zijn eigen letter, waarmee hij werkt (= zijn meesterteken) en het stadsteken, dat wil zeggen op het fijne werk het stadswapen staand in een schildje, en het bijzondere werk met het stadswapen staand in een rondje…’ 
Op een grote dobbelier, een tinnen schotel, in Brugge gevonden en in privébezit, staat als stempel precies deze Brugse leeuw in een schildje naast de Brugse ‘b’ en samen vormen ze het stadsmerk van vóór 1467, want vanaf dat jaar moest de ‘b’ gekroond zijn. De chique tinnen wijnkan was als werkstuk meer bijzonder dan de dobbelier en op de handgreep staat dan ook het ‘stede wapene staende in een rondecken’, het merk met de Brugse leeuw in een rond stempel.

Tinnen maatkan (16de eeuw). Gemerkt Rotterdam. Vindplaats onbekend. Hoogte 19 cm. Particuliere collectie.

Maatkan uit Rotterdam
Zwaar geoxideerd kwam ergens in Holland, vermoedelijk Rotterdam maar weten doen we het niet, de hier afgebeelde maatkan uit de grond, een kan die bijna meer gat is dan kan. Het deksel zit muurvast en het kannetje moet gesloten in de grond terecht zijn gekomen. Het gevolg daarvan is dat de sterke oxidatie vanaf de buitenkant inwerkte en de binnenkant van de bewaard gebleven ruïne opmerkelijk gaaf bleef. Op de bodem en de binnenkant van het deksel zijn de concentrische ringen van het afdraaien na het gieten nog duidelijk zichtbaar. Dankzij het grote gat is ook het op de binnenkant van het deksel afgeslagen tinmerk nog goed herkenbaar: het gekroonde wapen van Rotterdam. Midden op het deksel zijn twee stempels afgeslagen: in een gecontourneerd schild links de hoofdletter A en rechts zo goed als onleesbaar maar mogelijk een P. Toen in de jaren zeventig van de vorige eeuw de maatkan in de handel kwam, werden op de onderkant twee stickertjes geplakt: ‘Heyndrick Vrancken 1539-1552’ en ‘Keur Rotterdam’. Een Heyndrick Vranckensz is inderdaad bekend, ook B. Dubbe noemt hem in zijn Tin en Tinnegieters in Nederland met de jaartallen 1539 en 1548 waarin hij deze tinnegieter in de archieven aantrof. Ook in Keur van tin uit de havensteden Amsterdam, Antwerpen en Rotterdam staat hij vermeld als huiseigenaar en werkzaam in de jaren 1538 tot 1546. Echter, elke reden om deze maatkan aan hem toe te schrijven ontbreekt mijn inziens. De letters op het deksel zullen als initialen verwijzen naar de oorspronkelijke eigenaar. Het gekroonde Rotterdamse wapen is van het type dat in de late 16de eeuw thuishoort: in de bovenste schildhelft vier gaande leeuwen die twee aan twee tegenover elkaar staan. Daaronder een staande balk die de Rotte verbeeldt, waarnaast mogelijk de initialen van de gieter. Dat laatste is onduidelijk. Ook kan het zijn dat bij dit scheef afgeslagen meesterteken de initialen aan de bovenkant naast het schildje staan; alleen aan de rechterkant lijkt dat zichtbaar.

Pegel
Deze maatkan werd gegoten uit twee horizontale helften. Door de beschadigingen is de naad niet meer zichtbaar, maar dit blijkt ook uit het feit dat de binnenzijde strak werd afgedraaid. Het deksel heeft een tweekakig scharnier en een duimrust met twee bolletjes. Dat het hier om een maatkan en niet om een drinkkan gaat, blijkt uit twee details. 
Aan de kant waar het gat het dichtst bij de bovenrand komt, zijn uiterst vaag nog de afdrukken te zien van enkele ijkmerken, met name een I in een vrij groot schild. Duidelijker is de maatpegel die aan de andere zijde in de wand is geklonken op ongeveer 22 mm vanaf de bovenrand. Al in het oudste keurboek van de tinnegieters in Rotterdam is een los voorschrift opgenomen uit 1454 waar sprake is van dit soort maataanduidingen: ‘… Item geen wijnkannen te maken of te gieten van nu voirt (vanaf heden), hij en sette de penne drie vinger breet bynnen den cante …’, dus in grotere wijnkannen moest een pegel als maataanduiding worden aangebracht op drie vingers vanaf de bovenrand.

Bijna identiek
Verschillende direct vergelijkbare Hollandse maatkannen bleven bewaard en ook uit Rotterdam zijn er enkele meer bekend die uit de 16de eeuw dateren. In Museum Boijmans Van Beuningen zijn er twee: een uit de collectie Verster en een van de Stichting Het Nederlandse Gebruiksvoorwerp. Ook het Historisch Museum Rotterdam bezit er een. Voor de kust van Medemblik werd er een opgedoken. Ook het Prinsenhof in Delft heeft zo’n Delftse maatkan en in particulier bezit bevindt zich een tweede Delfts exemplaar. 

In Museum De Lakenhal in Leiden wordt een bijna identiek maatkannetje bewaard dat werd opgebaggerd in Leiden, maar gemerkt is met het stadswapen van Gouda. In Enkhuizen werd een half weggerot exemplaar gevonden dat nog herkenbaar Enkhuizen gemerkt is. Een karakteristiek detail dat al deze maatkannen buiten hun nagenoeg identieke vorm gemeen hebben, is de vlakke bodem: wat op het eerste zicht een standring lijkt, is in feite het onderste sterk ingesnoerde deel van de buik van de kan. 

Verder lezen
B. Dubbe, Tin en Tinnegieters in Nederland, Lochem: De Tijdstroom, 1978 (tweede herziene druk).
B. Dubbe, J. Van Deurn, J.W.M. de Jong, M.L. Caron, G.Th.H.C. Pieck, Keur van tin uit de havensteden Amsterdam, Antwerpen en Rotterdam, tentoonstellingscatalogus Amsterdam, Antwerpen, Rotterdam, 1979.
A. de Groote, ‘Enkele beschouwingen over het ambacht van de Brugse tingieters en de meester-tingieters werkzaam in de XVIIIe en XIXe eeuw’, Vlaamse Tinvereniging, Algemene Vergadering Gent – 24 april 1988.
G.D. Murray, ‘De Rotterdamsche tinnegieters’, Rotterdamsch Jaarboekje, 6 (1938), 1-32.
K.R.J. Vandebotermet, ‘Middeleeuwse tot zeventiende-eeuwse Brugse tinnen bodemvondsten en de vormevolutie van de gebruikte tinmerken’, De Tinkoerier, 18 (2010), 63-79.

Vind alles op het gebied van

Verhalen en bevindingen in wat er vroeger allemaal heeft plaatsgevonden in musea, archieven en bibliotheken.

Alles op het gebied van opgravingen, tentoonstellingen, depots  en bijzondere bodemvondsten.

Wat gebeurt er op het gebied van oude, hedendaagse / eigentijdse kunst in musea, beurzen, beeldentuinen en galeries.

Hoe vind ik een fraai voorwerp voor mijn interieur of collectie, waar laat ik deze stukken taxeren / restaureren. 

Alle thema's